Weerkunde

Welkom op de pagina over het weer, maar wat is weer nu eigenlijk? Wel, het weer is de toestand van de atmosfeer (zeg maar: de lucht) op een bepaalde plaats en op een bepaald moment.

Dit moet je niet verwarren met het klimaat. Want het klimaat is de gemiddelde weerstoestand (temperatuur, windkracht, bedekkingsgraad en neerslag) over een periode van minimaal 30 jaar.

Het weer ontstaat wanneer zeewater verdampt , daar komen wolken van. Als wolken te koud worden, condenseert het water weer en gaat het regenen. De aarde draait en de lucht die er omheen zit draait wat langzamer mee. Hoe verder weg van de aarde, hoe minder snel de lucht meedraait. Door luchtbewegingen en door wolken en door zonneschijn krijg je temperatuurverschillen. Onder de wolken wordt het kouder omdat daar de zon niet schijnt. Als de lucht kouder wordt, krimpt het een beetje en daarom wil andere lucht daar naartoe waaien. Dat zijn lage druk gebieden. Het weer is het samenspel van alle factoren die hiervoor genoemd zijn. Bewegende lucht ten opzichte van de aarde noemen we wind, wolken waar water uit valt noemen we regen (of sneeuw of hagel), wolken die erg laag hangen noemen we mist, enzovoort.

De eigenlijke motor van het weer is de zon. Doordat de zon op verschillende plaatsen de aarde anders verwarmt ontstaat er een groot temperatuurverschil tussen de evenaar en de polen.

De aarde draait in een etmaal om zijn eigen as. Maar die as staat wat schuin  ( ongeveer 23 graden) en dat betekent dat we seizoenen hebben. Twee keer per jaar staat de zon loodrecht boven de evenaar. Het begin van de lente ( 21 maart) en het begin van de herfst ( 23 september).   De dag en de nacht zijn dan even lang. Maar op 21 juni staat de zon loodrecht boven de Kreeftskeerkring. Dat is op ongeveer 23 graden noorderbreedte. En op 21 december staat de zon loodrecht boven de Steenbokskeerkring.

Wanneer we naar omhoog kijken zien we steeds andere luchten. Soms geen enkele wolk, soms loop je in een wolk (mist).  Maar als er wel wolken zijn dan zie je allerlei verschillende typen wolken voorbij komen.

In 1803 was er al een meteoroloog , Luke Howard , die structuur aanbracht in de naamgeving van de verschillende wolken. Hij onderkende hoge -, midden- en lage wolken. De hoge wolken noemde hij Cirrus, Cirrostratus en Cirrocumulus. De Middenwolken noemde hij Altostratus, Alto cumulus en de lage wolken zijn Cumulus, Stratus en Stratocumulus.

Luke Howard

Dan zijn er nog wolken die zich verticaal ontwikkelen. De nimbostratus en de cumulonimbus. Bij de laatste twee houd je het meestal niet droog.

Behalve al die wolkensoorten heb je ook nog allerlei natuurverschijnselen. Denk aan een regenboog, een bijzon, lichtende nachtwolken.